Theo
“Het ongeluk is me overkomen. Ik heb het niet meegemaakt. Ik kwam bij en ik zat onder een vrachtwagen. Ik heb de telefoon gepakt, mijn vrouw gebeld en gezegd dat ik een ongeluk had gehad. Dat mijn voet vast zat en dat ze het beste maar naar het ziekenhuis kon gaan, want daar zou ik wel naar toe worden gebracht.”
In de ochtend van 16 april 2014 rijdt Theo naar zijn werk in Wolvega als hij plotseling wakker wordt in de auto. Hij hoort een stem: “Hij komt al weer bij.” Theo zelf weet niet wat er gebeurd is. Hij heeft last heeft van een pijnlijke koortsblaar en weet nog dat hij daar op drukte. Uiteindelijk blijkt dat hij van zijn eigen weghelft af geraakt is en recht op een tegemoetkomende vrachtwagen is gebotst. Wellicht is de pijn van de druk op de koortslip zo heftig was dat hij bewusteloos is geraakt. Dat is de enige verklaring die de artsen achteraf kunnen geven. “De chauffeur heeft me zien aankomen en heeft nog een paar keer getoeterd. Ik reageerde niet en hij is toen vol in de remmen gegaan. We hebben elkaar beide aan de bestuurderskant geraakt. Ik reed in de Polo van mijn dochter. Die was natuurlijk totall loss.”
Een dorpsgenoot van Theo rijdt achter hem aan als het ongeluk gebeurt. Hij is dan ook als eerste aanwezig en zorgt ervoor dat Theo rustig blijft en dat de hulpdiensten worden gealarmeerd. Het ziet er ernstig uit, de airbag zit onder het bloed en de voet van Theo zit bekneld. Als de hulpdiensten arriveren wordt Theo uit de auto gehaald en naar het ziekenhuis in Heerenveen gebracht. “Die airbag heeft mijn leven gered, anders hadden we hier niet zo gezeten.”
In het ziekenhuis wordt Theo van kop tot teen onderzocht. Zijn bovenbeen is gebroken en ook zijn kaak is op vier plekken gebroken. Daarnaast vinden ze een scheurtje in een nekwervel. Het bloed komt uit een aantal, gelukkige oppervlakkige, wonden in zijn gezicht. In Heerenveen wordt Theo niet verder behandeld. Vanwege de gebroken kaak kunnen ze geen beademingsapparatuur aanbrengen en kan Theo niet geopereerd worden. Ze besluiten Theo over te brengen naar het ziekenhuis in Groningen. Het is dan al avond. In Groningen lukt het in eerste instantie ook niet om te opereren. “Ik vroeg: ‘wat is het probleem nu eigenlijk?’ Ze zeiden dat ik niet aan de beademing kon. Ik vroeg of een ruggenprik een optie was. Dat kon, maar dan moest ik voorover kunnen buigen. Ik was niet verlamd zei ik, dus dat kon wel. Toen was het probleem opgelost.” Theo wordt naar de operatiekamer gebracht en krijgt daar een ruggenprik. “Toen riep er iemand ineens: ‘Stop, het gaat niet door!’ Bleek dat de röntgenapparatuur het niet goed deed, dus werd ik met bed en al naar een andere operatiekamer gebracht. Net als bij de winkel, daar sta ik ook altijd in de verkeerde rij.” Theo wordt geopereerd en krijgt een stalen pin in zijn bovenbeen.
De volgende dag wordt de bovenkaak van Theo geopereerd. Ook die wordt voorzien van het nodige ijzerwerk. Het zit er nog allemaal in. “Eerlijk gezegd voelt het wel anders, ik heb er niet echt last van, maar het is wel veranderd.” Theo verblijft 14 dagen in het traumacentrum. Hij leeft op vloeibaar voedsel en moet op bed blijven liggen. Om zijn nek zit een nekkraag. “Het scheurtje in een nekwervel, dat vonden ze nog het engste. Ik heb meerdere scans gehad, maar heb er nooit echt hoogte van gekregen. Ik had er ook helemaal geen last van. Wel van die kraag, maar niet van mijn nek. Ik had ook geen hoofdpijn, geen hersenschudding, helemaal niets eigenlijk.”
Na 14 dagen in Groningen start het revalidatietraject in Beetsterzwaag. Daar blijft Theo 5 weken. De kaak moet genezen en de nekkraag moet 2 maanden om blijven. Maar het been moet herstellen en Theo moet weer lopen. “Het vreemde was wel dat ik in Groningen twee weken op bed moest liggen. In Beetsterzwaag zat ik binnen een dag in een aangemeten rolstoel. En eigenlijk stond ik ook vrij snel weer.” In Beetsterzwaag heeft hij een prima tijd. Naast de lichamelijke oefening, heeft hij ook de mogelijkheid om therapie te volgen. Knutseltherapie of maatschappelijk werk zijn aan Theo echter niet besteed. “Ik ben meubelmonteur; ik knutsel de hele dag. Ik vond het prima om een boek te lezen.”
De revalidatie verloopt voorspoedig en al snel mag Theo in de weekenden naar huis. “De zondagavond was het ergste; dan moest ik weer terug.” Als Theo weer kan lopen mag hij zijn revalidatie thuis verder afmaken. Met begeleiding van fysiotherapie en het gezondheidscentrum knapt hij stap voor stap op en kan hij steeds meer zijn oude leven weer oppakken. In september begint hij op therapeutische basis met zijn werk. Twee maanden later is hij weer volledig aan de slag.
Drie weken na het ongeluk komt Theo in contact met de chauffeur van de vrachtwagen die ook betrokken was bij het ongeluk. “Ik kreeg het telefoonnummer via mijn dorpsgenoot die als eerste bij mij was. De hulpdiensten mochten ons niet in contact met elkaar brengen. Ik weet uit eigen ervaring dat het niet prettig is als je niets meer hoort later. De chauffeur was blij dat ik hem belde. Hij dacht dat ik het niet zou overleven. Uiteindelijk had hij wel gehoord ik het ongeluk heb overleefd, maar verder niet. Het was voor hem een hele geruststelling dat het goed met mij ging.”
Theo vindt dat hij geluk gehad heeft; hij heeft het ongeluk overleefd. Van het ongeluk zelf weet hij niets meer, de nasleep is vervelend geweest maar heeft zijn leven niet veranderd. Hij kan de dingen weer doen die hij vroeger ook deed. Zijn vrouw merkt wel een klein verschil. “Voorheen kon Theo niet stilzitten, maar nu kan hij best een poos een spelletje op zijn telefoon doen. Alsof hij zich dan even afsluit voor de omgeving.” Het heeft Theo geholpen dat hij naast monteur ook reservist is bij de Landmacht. Het is een hechte vriendengroep die bij het eerste ziekenhuisbezoek geen bloemen meebracht, maar een vlag van het peloton. “Natuurlijk ben ik me zeer bewust van de kwetsbaarheid van het leven, het kan echt zomaar voorbij zijn. Aan de andere kant wordt ook ik weer opgenomen door de waan van de dag en leef ik weer gewoon mijn leven.”